woningbestand
Nederlands
Woordafbreking
- wo·ning·be·stand
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van woning zn en bestand zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woningbestand | woningbestanden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
woningbestand o
- geheel van huizen en andere woningen dat op een bepaald moment aanwezig is
- Eindelijk lijkt het probleem bij de wortel te worden aangepakt, zegt energiedeskundige Joop Oude Lohuis van duurzaam adviesbureau Ecofys. Om energieverbruik en CO2-uitstoot van het gezamenlijke Nederlandse woningbestand serieus omlaag te brengen, moet je de bestaande bouw aanpakken, zegt hij. „Het probleem ligt niet bij nieuwbouw, dat weten we al lang.” [1]
Gangbaarheid
- Het woord woningbestand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- Brugh, M. aan de Een nieuwe jas voor het rijtjeshuis (27 december 2014) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2017-10-13
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.