gracht
![](../I/m/Holland_Hindeloopen_2004_017.jpg)
Een gracht in Hindeloopen
Nederlands
Woordafbreking
- gracht
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘kanaal’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1101 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gracht | grachten |
verkleinwoord | grachtje | grachtjes |
Zelfstandig naamwoord
gracht v/m
- gegraven vaart (met name door een stad) [2]
- De Amsterdamse grachten zijn wereldberoemd.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- grachtbies, grachtenfestival, grachtengordel, grachtenhuis, grachtenpand, grachtenparade, grachtenwoning, grachtsboord, grachtwater
Gangbaarheid
- Het woord gracht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gracht' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.