voorhoofd
Nederlands
Woordafbreking
- voor·hoofd
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van voor en hoofd
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorhoofd | voorhoofden |
verkleinwoord | voorhoofdje | voorhoofdjes |
Zelfstandig naamwoord
voorhoofd o
- (anatomie) het deel van het gezicht tussen de wenkbrauwen, de normale haarlijn en de slapen
Afgeleide begrippen
- voorhoofdsbeen, voorhoofdsholte, voorhoofdskwab, voorhoofdsligging
Uitdrukkingen en gezegden
- wijzen naar je voorhoofd
zeggen dat iemand of iets knettergek is
- Hij maakte zijn zin niet af, hij wees veelbetekenend met zijn vinger naar zijn voorhoofd. [1]
Vertalingen
1. het deel van het gezicht tussen de wenkbrauwen, de normale haarlijn en de slapen
Gangbaarheid
- Het woord voorhoofd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'voorhoofd' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.