vin

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vin    (hulp, bestand)
  • IPA: /vɪn/
Woordafbreking
  • vin
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zwemorgaan van vis’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
  • Afkomstig van het Middelnederlandse woord vinne
enkelvoud meervoud
naamwoord vin vinnen
verkleinwoord vinnetje vinnetjes

Zelfstandig naamwoord

vin v/m

  1. (zoötomie) uitstekend lichaamsdeel van vissen en andere aquatische dieren die zij gebruiken voor de voortbeweging
    • Een vis heeft zowel gepaarde als ongepaarde vinnen. 
  1. een zwemvin, gebruikt bij het snorkelen en duiken, onderdeel van een snorkeluitrusting en duikuitrusting
  2. klein zwaard, soms meerdere, onder een kite-of surfboard
Hyperoniemen
  • zwemorgaan
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • vindelig, vinkoorde, vinlobbig, vinnervig, vinnig, vinval, vinvis
Uitdrukkingen en gezegden
  • Geen vin verroeren.
Zich volledig stilhouden.
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord vin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Deens

  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   vin     vinen     vine     vinene  
genitief   vins     vinens     vines     vinenes  

Zelfstandig naamwoord

vin, g

  1. (oenologie), (drinken) wijn



Frans

Uitspraak
  • Geluid:  vin    (hulp, bestand)
  • IPA: /vɛ̃/
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  vin     le vin     vins     les vins  

Zelfstandig naamwoord

vin m

  1. (oenologie), (drinken) wijn
  1. «J'aime plus le vin rouge que le vin blanc.»
    Ik hou meer van rode wijn dan van witte wijn.


Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ʋiːn/
Woordafbreking
  • vin
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord vín
Naar frequentie 1456
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   vin     vinen     viner     vinene  
genitief   vins     vinens     viners     vinenes  

Zelfstandig naamwoord

vin m

  1. (oenologie), (drinken) wijn
  2. (fruit) wijndruif
  3. (plantkunde) Vitis vinifera druivenstok, wijnstok
Synoniemen
  • [3]: vindrue
  • [3]: vinranke
Afgeleide begrippen
  • [1]: bordvin
  • [1]: druevin
  • [1]: eplevin
  • [1]: rabarbravin
  • [1]: sterkvin
  • [1]: svakvin
Typische woordcombinaties
  • [1]: søt vin
zoete wijn
  • [1]: tørr vin
droge wijn


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ʋiːn/
Woordafbreking
  • vin
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord vin (van vín)
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   vin     viner     vinar     vinane  

Zelfstandig naamwoord

vin m

  1. (oenologie), (drinken) wijn
  2. (fruit) wijndruif
  3. (plantkunde) Vitis vinifera druivenstok, wijnstok
  4. (plantkunde) Parthenocissus wilde wingerd
Synoniemen
  • [3]: vindrue
  • [3]: vinranke
  • [4]: villvin
Afgeleide begrippen
  • [1]: druevin
  • [1]: eplevin
  • [1]: palmevin
Typische woordcombinaties
  • [1]: søt vin
zoete wijn
  • [1]: tørr vin
droge wijn


Occitaans

enkelvoud meervoud
vin vins

Zelfstandig naamwoord

vin m

  1. (oenologie), (drinken) wijn


Roemeens

Zelfstandig naamwoord

vin o

  1. (oenologie), (drinken) wijn


Zweeds

  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   vin     vinet     viner     vinerna  
genitief   vins     vinets     viners     vinernas  

Zelfstandig naamwoord

vin o

  1. (oenologie), (drinken) wijn
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.