duiken

1. duiken in de zee
[2] duiken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  duiken    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdœykə(n)/; /ˈdœy̯kə(n)/
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘onder water gaan’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1]
  • Germaans *dūkan, Oudhoogduits tūhhan, Duits : tauchen, mogelijk Middelengels doke, Engels to duck.
Woordafbreking
  • dui·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
duiken
dook
gedoken
klasse 2 volledig

Werkwoord

duiken

  1. inergatief het zich onder water voortbewegen (van bijvoorbeeld duikboten) of zwemmen (van mensen)
    • Zij duiken vaak in de Rode Zee. 
  1. in het water springen zodat de armen eerst het water in gaan
    • De kinderen leren van de springplank in het water te duiken. 
  1. ergatief snel naar beneden gaan
    • Het vliegtuig dook naar beneden. 
  1. ergatief snel verbergen of ontwijken
    • Als het tijd wordt om schoon te maken , duiken de mannen altijd. 


Hyponiemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [3]: (met iemand) in de koffer duiken
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

duiken mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord duik

Gangbaarheid

  • Het woord duiken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.