duiken
Nederlands
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘onder water gaan’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1]
- Germaans *dūkan, Oudhoogduits tūhhan, Duits : tauchen, mogelijk Middelengels doke, Engels to duck.
Woordafbreking
- dui·ken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
duiken |
dook |
gedoken |
klasse 2 | volledig |
Werkwoord
duiken
- inergatief het zich onder water voortbewegen (van bijvoorbeeld duikboten) of zwemmen (van mensen)
- Zij duiken vaak in de Rode Zee.
- in het water springen zodat de armen eerst het water in gaan
- De kinderen leren van de springplank in het water te duiken.
- ergatief snel naar beneden gaan
- Het vliegtuig dook naar beneden.
- ergatief snel verbergen of ontwijken
- Als het tijd wordt om schoon te maken , duiken de mannen altijd.
Hyponiemen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- [3]: (met iemand) in de koffer duiken
Vertalingen
1. het zich onder water voortbewegen (van bijvoorbeeld duikboten) of zwemmen (van mensen)
2.in het water springen zodat de armen eerst het water in gaan
3. snel naar beneden gaan
Gangbaarheid
- Het woord duiken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'duiken' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.