communicatie

Nederlands

communicatie
Uitspraak
  • Geluid:  communicatie    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˌkɔmyniˈkaʦi/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˌkɔmyniˈkasi/
    • (Limburg): /ˌkɔ.my.nɪ.ˈkaː.si/
Woordafbreking
  • com·mu·ni·ca·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘mededeling’ voor het eerst aangetroffen in 1467 [1]
  • Naamwoord van handeling van communiceren met het achtervoegsel -atie
enkelvoud meervoud
naamwoord communicatie communicaties
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

communicatie v

  1. het uitwisselen van informatie waarbij zender, ontvanger, inhoud en communicatiemedium betrokken zijn
    • Dat team staat bekend om hun goede communicatie. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord communicatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.