vaardig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vaar·dig
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bedreven’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
  • afgeleid van vaart met het achtervoegsel -ig [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen vaardigvaardigervaardigst
verbogen vaardigevaardigerevaardigste
partitief vaardigsvaardigers-

Bijvoeglijk naamwoord

vaardig

  1. uitstekend tot een bepaalde taak in staat
    • Juramaia, de vroegste fossiele vertegenwoordiger van de Eutheria. was waarschijnlijk een vaardige klimmer en het vermogen in bomen te leven kan heel goed hebben bijgedragen tot het succes van de nieuwe groep. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

Werkwoord

vervoeging van
vaardigen

vaardig

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vaardigen
    • Ik vaardig. 
  2. gebiedende wijs van vaardigen
    • Vaardig! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vaardigen
    • Vaardig je? 

Gangbaarheid

  • Het woord vaardig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.