slagvaardig
Nederlands
Woordafbreking
- slag·vaar·dig
Woordherkomst en -opbouw
afleiding van slag met het achtervoegsel -vaardig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | slagvaardig | slagvaardiger | slagvaardigst |
verbogen | slagvaardige | slagvaardigere | slagvaardigste |
partitief | slagvaardigs | slagvaardigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
slagvaardig
- gereed zijn om iets snel en krachtig aan te pakken
- Een stabiele euro, een krachtige en slagvaardige bankenunie en een sterke en eerlijke interne Europese markt, met een gelijk loon voor hetzelfde werk op dezelfde plek, zijn direct in het belang van ons land. [1])
Gangbaarheid
- Het woord slagvaardig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'slagvaardig' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- troonrede 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.