rechtvaardig
Nederlands
Woordafbreking
- recht·vaar·dig
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘handelend naar billijkheid’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
- Samenstellende afleiding van recht en vaart met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | rechtvaardig | rechtvaardiger | rechtvaardigst |
verbogen | rechtvaardige | rechtvaardigere | rechtvaardigste |
partitief | rechtvaardigs | rechtvaardigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
rechtvaardig
- in overeenstemming met bepaalde ethische beginselen
- Naar onze mening is dat is geen rechtvaardig besluit.
Afgeleide begrippen
- onrechtvaardigheid, rechtvaardigheid, rechtvaardiging, rechtvaardiglijk, rechtvaardigmaking
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rechtvaardigen |
rechtvaardig
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rechtvaardigen
- Ik rechtvaardig.
- gebiedende wijs van rechtvaardigen
- Rechtvaardig!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rechtvaardigen
- Rechtvaardig je?
Gangbaarheid
- Het woord rechtvaardig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rechtvaardig' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.