utiliteitsbouw

Nederlands

utiliteitsbouw: bouw van het MST in Enschede
Uitspraak
Woordafbreking
  • uti·li·teits·bouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord utiliteitsbouw
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

utiliteitsbouw m [1]

  1. bouw van gebouwen die niet gebruikt worden als woning
    • BAM Groep is de grootste bouwonderneming in Nederland en een belangrijke speler in België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk/Ierland. BAM is actief op het gebied van vastgoedontwikkeling, woningbouw, utiliteitsbouw en infrastructuur.[2] 
    • Kormelink houdt zich bezig met onder meer utiliteitsbouw, renovatieprojecten en woningbouw en breidt het dienstenpakket uit met service en onderhoud. Mede dankzij de diversiteit, de medewerkers en het stevige fundament van het familiebedrijf weet Kormelink de jongste crisis te overleven.[3] 
    • De komende jaren blijft de woningbouw de belangrijkste trekker van de bouwwereld, maar zit verdere groei volgens het EIB vooral in de utiliteitsbouw: alle bouw behalve woningen; van kantoren tot ziekenhuizen. Die toename wordt veroorzaakt door economische groei, afnemende leegstand van bedrijfsgebouwen en de lage rente.[4] 
Afgeleide begrippen
  • utiliteitsbouwer
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord utiliteitsbouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 18/JANUARI/2016 door Wouter Vanderhaeghen
  3. Tubantia 08-DECEMBER-17
  4. Volkskrant Marc van den Eerenbeemt 26 januari 2017
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.