bioscoop

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bio·scoop
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘theater waar filmvoorstellingen gegeven worden’ voor het eerst aangetroffen in 1910 [1]
  • met het voorvoegsel bio- en met het achtervoegsel -scoop [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord bioscoop bioscopen
verkleinwoord bioscoopje bioscoopjes

Zelfstandig naamwoord

bioscoop m

  1. (media) een gebouw waarin mensen in stoelen naar een film geprojecteerd op een groot scherm kunnen kijken
    • - Oudere bezoekers vormen de harde kern van het publiek van de 113 gesubsidieerde filmtheaters in Nederland. Volgens de Stichting Filmonderzoek zijn de meeste bezoekers 40- tot 54-jarigen. Op de tweede plaats komen de 65-plussers. In commerciële bioscopen is juist het bereik onder jongeren het hoogste en komen ouderen het minste.[3] 
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • megabioscoop, pornobioscoop, riksbioscoop, schietbioscoop, seksbioscoop, thuisbioscoop, weilandbioscoop
Afgeleide begrippen
  • bioscoop-operateur, bioscoopbon, bioscoopfilm, bioscoopjournaal, bioscoopladder, bioscooporgel, bioscoopreclame, bioscoopstoel
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bioscoop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.