utiliteit
Nederlands
Woordafbreking
- uti·li·teit
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van utiel met het achtervoegsel -iteit
- afgeleid van het Franse utilité (met het achtervoegsel -iteit) [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | utiliteit | utiliteiten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
utiliteit v
- de mate waarin iets bruikbaar is
- een toestel dat zijn nut bewijst
- een organisatie die een nuttige dienst levert, zoals stroom of water
Synoniemen
- [1] bruikbaarheid, nut, nuttigheid, toepasbaarheid
- [2] apparaat, apparatuur, uitrusting
- [3] nutsbedrijf
Verwante begrippen
- bevorderlijkheid, bruikbaarheid, dienstigheid, geschiktheid, nuttigheid
Gangbaarheid
- Het woord utiliteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'utiliteit' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.