uroloog

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uro·loog
Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Griekse οὖρον - oûron, "urine" met het achtervoegsel -loog
enkelvoud meervoud
naamwoord uroloog urologen
verkleinwoord uroloogje uroloogjes

Zelfstandig naamwoord

uroloog m

  1. (beroep) een specialist in de geneeskunde die zich bezighoudt met de urinewegen bij de man en de vrouw, en de geslachtsorganen van de man
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord uroloog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.