urologe

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uro·lo·ge
Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Griekse οὖρον - oûron, "urine" met het achtervoegsel -loge
enkelvoud meervoud
naamwoord urologe urologes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

urologe v

  1. (beroep) vrouwelijke vorm van uroloog
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord 'urologe' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.