urine

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uri·ne
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans of Latijn, in de betekenis van ‘pis’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord urine -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

urine v/m

  1. een vloeistof die bij dieren door de nieren wordt geproduceerd en periodiek wordt geloosd
    • De geur van urine is duidelijk herkenbaar. 
Synoniemen
Hyponiemen
  • biline-urine, ochtendurine, voorurine
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord urine staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Zelfstandig naamwoord

urine

  1. urine


Frans

Werkwoord

vervoeging van
uriner

urine

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van uriner
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van uriner
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van uriner
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.