urine
Nederlands
Woordafbreking
- uri·ne
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans of Latijn, in de betekenis van ‘pis’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | urine | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
urine v/m
- een vloeistof die bij dieren door de nieren wordt geproduceerd en periodiek wordt geloosd
- De geur van urine is duidelijk herkenbaar.
Hyponiemen
- biline-urine, ochtendurine, voorurine
Afgeleide begrippen
- uremie, urine-incontinentie, urineblaas, urinebuis, urineleider, urineonderzoek, urinetest, urinetherapie, urineverlies, urinezuur
Vertalingen
1. een vloeistof die bij dieren door de nieren wordt geproduceerd en periodiek wordt geloosd
Gangbaarheid
- Het woord urine staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'urine' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.