urologie
Nederlands
Woordafbreking
- uro·lo·gie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘leer van het urinestelsel’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
- Van het Griekse οὖρον - oûron, "urine" met het achtervoegsel -logie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | urologie | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
urologie v
- (medisch) een specialisme in de geneeskunde dat zich bezighoudt met de urinewegen bij de man en de vrouw, en de geslachtsorganen van de man
Vertalingen
1.
|
|
Gangbaarheid
- Het woord urologie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'urologie' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.