urologie

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uro·lo·gie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘leer van het urinestelsel’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
  • Van het Griekse οὖρον - oûron, "urine" met het achtervoegsel -logie
enkelvoud meervoud
naamwoord urologie
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

urologie v

  1. (medisch) een specialisme in de geneeskunde dat zich bezighoudt met de urinewegen bij de man en de vrouw, en de geslachtsorganen van de man
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord urologie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.