toets
[4] Een toets.
Nederlands
Woordafbreking
- toets
Zelfstandig naamwoord
toets m
- (muziek) een knop op zekere muziekinstrumenten die een mechaniek in werking stelt om een bepaalde toon voort te brengen
- (muziek) deel van de hals van zekere snareninstrumenten waartegen een snaar afgeklemd wordt om de toonhoogte van de snaar te veranderen
- een knop op het bedieningspaneel van een schrijfmachine of computer die het mogelijk maakt een symbool in te typen
- (onderwijs) een al of niet gestandaardiseerde controle om te bewijzen dat een lerende heeft voldaan aan de gestelde leerdoelen
- een test of onderzoek
- De toets van onze vooruitgang is niet hoeveel rijker we de rijken maken, maar of we de minder bedeelden van de samenleving genoeg kunnen bieden (Franklin D. Roosevelt)
Verwante begrippen
- [4] examen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- toetsaanslag, toetsbaar, toetsenbord, toetsenist, toetsenman, toetsing, toetsinstrument, toetsnaald, toetssteen, toetstelefoon
Vertalingen
1. onderdeel van een klavier
Gangbaarheid
- Het woord toets staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'toets' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.