toetsing
Nederlands
Woordafbreking
- toet·sing
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toetsing | toetsingen |
verkleinwoord | toetsinkje | toetsinkjes |
Zelfstandig naamwoord
toetsing v [1]
- het toetsen (onderzoeken) naar waarde, juistheid, omvang, strijdigheid met iets anders etc.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- toetsingsrecht, toetsingsverbod, toetsingsvermogen
Gangbaarheid
- Het woord toetsing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'toetsing' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.