syntactisch

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • syn·tac·tisch
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘volgens de syntaxis’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • afgeleid van syntaxis met het achtervoegsel -isch [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen syntactischsyntactischer
verbogen syntactischesyntactischere
partitief syntactischsyntactischers-

Bijvoeglijk naamwoord

syntactisch

  1. (taalkunde) betrekking hebbend op de syntaxis, de zinsbouw
Synoniemen
  • spellings-
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord syntactisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
73 %van de Nederlanders;
84 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.