strijken
Nederlands
Woordafbreking
- strij·ken
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘met de hand gaan langs, glad maken’ voor het eerst aangetroffen in 1250 [1] [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
strijken |
streek |
gestreken |
klasse 1 | volledig |
Werkwoord
strijken [3]
- over een oppervlak laten glijden
- Hij streek zijn huilende zoontje over zijn bolletje.
- wasgoed desinfecteren en gladmaken met hulp van een heet ijzer, een strijkijzer
- Ik heb dat overhemd nog niet gestreken.
- iets laten zakken
- De zeilen strijken.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- Strijk en zet gebeuren
erg vaak gebeuren
- De ( of zijn) hand over 't hart strijken
- De vlag strijken
het opgeven, capituleren, zich overgeven
- Een vaantje strijken
bewusteloos raken, flauw vallen ofwel: sterven ofwel: het opgeven
- Er is geen zalf aan te strijken
ergens niets aan kunnen doen of geen enke zinvol advies mogelijk voor iemand
- Het zeil strijken voor iemand
van iemand verliezen
- Iemand onder de kin strijken
vriendelijke of vleiende dingen tegen iemand zeggen
- Vonnis vellen ( of strijken)
Vertalingen
2. wasgoed desinfecteren en gladmaken met hulp van een heet ijzer, een strijkijzer
Gangbaarheid
- Het woord strijken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'strijken' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.