uitstrijken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uitĀ·strijĀ·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitstrijken
streek uit
uitgestreken
klasse 1 volledig

Werkwoord

uitstrijken [1]

  1. overgankelijk strijkend uiteen doen gaan, verspreiden over een oppervlak
  2. overgankelijk spreiden over een langere termijn
Afgeleide begrippen
  • uitstrijking, uitstrijkpreparaat, uitstrijksel
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord uitstrijken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.