sensor

Niet te verwarren met: censor
Toerentellen met een sensor.

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sensor    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsɛnsɔr/
Woordafbreking
  • sen·sor
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘apparaat dat reageert op natuurkundige omstandigheden’ voor het eerst aangetroffen in 1974 [1]
  • van Engels sensor [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord sensor sensors
sensoren
verkleinwoord sensortje sensortjes

Zelfstandig naamwoord

sensor m

  1. (techniek) een onderdeel, een instrument dat wordt toegepast om een informatief signaal af te geven over één of meer technische grootheden (snelheid, temperatuur enz.)
    • De microprocessor krijgt de informatie uit de signalen die de sensors afgeven. 
Gelijkklinkende woorden
Synoniemen
Hyperoniemen
  • meet- en regeltechniek
Hyponiemen
  • aaisensor
  • afstandssensor
  • beeldsensor
  • bewegingssensor
  • biosensor
  • dauwpuntsensor
  • druksensor
  • hall-sensor
  • lambdasensor
  • lichtsensor
  • trillingssensor
  • verplaatsingssensor
  • virtuele sensor
  • weegsensor
  • wervelstroomsensor
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord sensor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈsɛn.sə/
Woordafbreking
  • sen·sor
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van sense met het achtervoegsel -or
enkelvoud meervoud
sensor sensors

Zelfstandig naamwoord

sensor

  1. (techniek) sensor
Overerving en ontlening


Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • sen·sor
enkelvoud meervoud
sensor sensores

Zelfstandig naamwoord

sensor m

  1. (techniek) sensor

Verwijzingen

    This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.