sensor
Nederlands
Woordafbreking
- sen·sor
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘apparaat dat reageert op natuurkundige omstandigheden’ voor het eerst aangetroffen in 1974 [1]
- van Engels sensor [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sensor | sensors sensoren |
verkleinwoord | sensortje | sensortjes |
Zelfstandig naamwoord
sensor m
- (techniek) een onderdeel, een instrument dat wordt toegepast om een informatief signaal af te geven over één of meer technische grootheden (snelheid, temperatuur enz.)
- De microprocessor krijgt de informatie uit de signalen die de sensors afgeven.
Synoniemen
- detector, melder, opnemer, signaalgever, verklikker, voeler
Hyperoniemen
- meet- en regeltechniek
Hyponiemen
|
|
|
|
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
- kilowattuurmeter, luchtvochtigheid, manometer, radar, rekstrookje, thermistor, thermokoppel, thermostaat, vlotter
- antenne, bewaker, meter, peiler
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord sensor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'sensor' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Engels
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /ˈsɛn.sə/
Woordafbreking
- sen·sor
Spaans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Verwijzingen
- sensor in: Diccionario de la lengua española op de website van de Real Academia Española
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.