schuld

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  schuld    (hulp, bestand)
  • IPA: /sxʏlt/
Woordafbreking
  • schuld
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘verplichting’ voor het eerst aangetroffen in 1201 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord schuld schulden
verkleinwoord schuldje schuldjes

Zelfstandig naamwoord

schuld v/m

  1. een geldbedrag dat ondanks de verplichting daartoe niet betaald wordt
    • Hij zit zwaar in de schulden. 
  1. een verantwoordelijkheid die iemand wordt toegeschreven voor een laakbare gebeurtenis of toestand
    • Hij kreeg de schuld voor de neergang van het bedrijf. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Belofte maakt schuld
als je iets beloofd hebt moet je dat ook nakomen
  • Waar twee kijven hebben twee schuld
als iemand tegen je kijft is dat nog geen excuus om op dezelfde manier terug te kijven
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord schuld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.