schuldloos

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schuld·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen schuldloosschuldlozerschuldloost
verbogen schuldlozeschuldlozereschuldlooste
partitief schuldloosschuldlozers-

Bijvoeglijk naamwoord

schuldloos

  1. zonder schuld, zonder zonde, vrij van verwijtbaarheid
    • Een schuldloos kind is niet verantwoordelijk voor de fouten van zijn vader. 
  1. zonder schulden, vrij van financiële verplichtingen
    • Ik heb alles afbetaald, dus ik ben nu helemaal schuldloos. 
Synoniemen
  • schuldeloos (tot 2006 ook schuldenloos in officiële spelling)
  • Als verwarring kan ontstaan doordat in een bepaalde uitspraak beide betekenissen mogelijk zijn, word voor de tweede betekenis "vrij van financiële verplichtingen" eerder 'schuldeloos' of 'schuldenvrij' gebruikt: de frase "schuldloos gescheiden" zegt iets over verwijtbaarheid, niet over financiën.

Gangbaarheid

  • Het woord schuldloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.