flauw

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  flauw    (hulp, bestand)
  • IPA: /flɑu/
Woordafbreking
  • flauw
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘niet hartig, niet krachtig’ voor het eerst aangetroffen in 1401 [1]
  • [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen flauwflauwerflauwst
verbogen flauweflauwereflauwste
partitief flauwsflauwers-

Bijvoeglijk naamwoord

flauw

  1. zonder smaak, meestal door een gebrek aan zout
    • Deze flauwe hap kan wel wat zout gebruiken. 
  1. (figuurlijk) in overdrachtelijke zin smakeloos
    • Hij haalt soms de flauwste grappen uit. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • een flauw biertje
een bier meet een slechte smaak
  • een flauwe plezante
iemand die flauwe grappen maakt
  • geen flauw idee
geen enkel idee
  • Hij had er geen flauw idee van hoe die er zouden uitzien.[3]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord flauw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.