schel
Nederlands
Woordafbreking
- schel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schel | schellen |
verkleinwoord | schelletje | schelletjes |
Hyponiemen
- altaarschel, brandschel, keukenschel, tafelschel
Afgeleide begrippen
- scheleend, schelharst, schelhout, schelheid, schelkruid, schellak, schellen, schellenboom, schelling, schelvis, schelwortel
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | schel | scheller | schelst |
verbogen | schelle | schellere | schelste |
partitief | schels | schellers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
schel [8]
- hoog en doordringend van klank, schril, snerpend
- zeer sterk, intens, scherp
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
schellen |
schel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schellen
- Ik schel.
- gebiedende wijs van schellen
- Schel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schellen
- Schel je?
Gangbaarheid
- Het woord schel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schel' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "schel" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- schel op website: Etymologiebank.nl
- schel op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- schel op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.