schelvis
Nederlands
Woordafbreking
- schel·vis
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘beenvis’ voor het eerst aangetroffen in 1101 [1]
- samenstelling van schel en vis [2] ('schelle'=schub) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schelvis | schelvissen |
verkleinwoord | schelvisje | schelvisjes |
Zelfstandig naamwoord
schelvis m [3]
- (voeding) (vissen) Melanogrammus aeglefinus
, belangrijke kabeljauwachtige consumptievis - (vissen) Cynoscion acoupa
vuurrode vis uit de familie van de zeeschorpioenen, Acoupa ombervis
Vertalingen
1. belangrijke kabeljauwachtige consumptievis
Gangbaarheid
- Het woord schelvis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schelvis' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.