rustig
Nederlands
Woordafbreking
- rus·tig
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bedaard, kalm’ voor het eerst aangetroffen in 1475 [1]
- Afleiding van rust met het achtervoegsel -ig.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | rustig | rustiger | rustigst |
verbogen | rustige | rustigere | rustigste |
partitief | rustigs | rustigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
rustig
- kalm, weinig sensorische prikkels creërend
- Het is vandaag een heel rustige dag.
- rustig aan: aansporing tot kalmte
- Hij moet het rustig aan doen.
Afgeleide begrippen
- rustigheid, rustigjes
Vertalingen
1. kalm, weinig sensorische prikkels creërend
Gangbaarheid
- Het woord rustig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rustig' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.