rest

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rest    (hulp, bestand)
  • IPA: /rɛst/
Woordafbreking
  • rest
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘overschot’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1452 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord rest resten
verkleinwoord restje restjes

Zelfstandig naamwoord

rest v/m

  1. wie of wat er overblijft
    • Pas na enige dagen werden de resten van het verongelukte vliegtuig teruggevonden. 
    • 'De rest gaat nu gewoon naar huis en wacht daar tot wij hier het plan bekend maken. In die tussentijd houdt iedereen zich rustig. Wacht af wat wij besluiten.' [2] 
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • asrest, supernovarest, verfrest, zuurrest
Afgeleide begrippen
Synoniemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
resten

rest

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van resten
  2. gebiedende wijs van resten

Gangbaarheid

  • Het woord rest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Zelfstandig naamwoord

rest

  1. rust
  2. rest
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.