universum
Nederlands
Woordafbreking
- uni·ver·sum
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘heelal’ voor het eerst aangetroffen in 1832 [1]
- afgeleid van het Latijnse universus (met het voorvoegsel uni-) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | universum | universums universa |
verkleinwoord | universumpje | universumpjes |
Zelfstandig naamwoord
universum o
- (astronomie) het gehele tijd-ruimtecontinuüm waarin wij bestaan, samen met alle materie en energie
- Die overdreven voorliefde voor het gezag had ze van haar vader, adjunct van het plaatsvervangend afdelingshoofd bij het ministerie van Posterijen, die de hiërarchie binnen zijn ministerie zag als een metafoor voor het universum. [3]
- (figuurlijk) een besloten wereld
- Maar vooral actrice Olivia Colman is onvergetelijk als de zon waaromheen dit universum draait. [4]
Vertalingen
1. het gehele tijd-ruimtecontinuüm waarin wij bestaan, samen met alle materie en energie
|
Gangbaarheid
- Het woord universum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'universum' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "universum" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- universum op website: Etymologiebank.nl
- Lemaitre, Pierre "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 16
- de Volkskrant Floortje Smit 2 januari 2019 The Favourite is verschrikkelijk grappig en oneindig tragisch (vijf sterren)
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.