spot

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spot
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘reclameboodschap’ voor het eerst aangetroffen in 1965 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord spot spots
verkleinwoord spotje spotjes

Zelfstandig naamwoord

spot m

  1. de handeling van het spotten [3]
  2. reclameboodschap [4]
  3. lamp voor of licht van spotlight
  4. (van het Engels) plek, plaats
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: de spot drijven met iets of iemand
spotten met iets of iemand
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Werkwoord

vervoeging van
spotten

spot

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van spotten
  2. gebiedende wijs van spotten
  • Het woord spot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Naar frequentie 1416
enkelvoud meervoud
spot spots

Zelfstandig naamwoord

spot

  1. plaats
  2. vlek
Hyponiemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • to be on the spot
ter plaatse zijn
  • to put someone on the spot
iemand in het nauw brengen
  • to spot a mistake
een fout ontdekken
vervoeging
onbepaalde wijs to spot
he/she/it spots
verleden tijd spotted
voltooid
deelwoord
spotted
onvoltooid
deelwoord
spotting
gebiedende wijs spot

Werkwoord

spot

  1. vlekken
  2. herkennen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.