rok

Niet te verwarren met: rök, rock

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rok    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • rok
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kledingstuk’ voor het eerst aangetroffen in 1100 [1] [2] [3] [4]
enkelvoud meervoud
naamwoord rok rokken
verkleinwoord rokje rokjes

Zelfstandig naamwoord

rok m

  1. (kleding) een voornamelijk vrouwelijk buis- of kegelvormig kledingstuk dat om de taille wordt gedragen en een deel van de benen bedekt
  2. (kleding) type avondkleding, rokkostuum
Verwante begrippen
  • vrouwenrok
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Het hemd is nader dan de rok
eigen familie gaat voor
Overerving en ontlening
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
rokken

rok

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rokken
    • Ik rok. 
  2. gebiedende wijs van rokken
    • Rok! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rokken
    • Rok je? 

Gangbaarheid

  • Het woord rok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Indonesisch

Woordafbreking
  • rok
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

rok

  1. (kleding) rok, jurk
  1. «Murid perempuan memakai blus berwarna putih dan rok berwarna abu-abu.»
    Studentes dragen een witte bloes en een grijze rok.
  2. (muziek) rock


Pools

Zelfstandig naamwoord

rok m

  1. jaar


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /rɔk/
Woordafbreking
  • rok

Zelfstandig naamwoord

rok monbezield

  1. (eenheid)(tijdrekening) jaar; de duur van een omloop van de aarde om de zon van circa 365 dagen
Gelijkklinkende woorden
Afgeleide begrippen
  • roček monbezield
  • roční
  • růček monbezield
Verwante begrippen

Verwijzingen

    Meer informatie

    This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.