rok
Nederlands
Woordafbreking
- rok
Zelfstandig naamwoord
rok m
- (kleding) een voornamelijk vrouwelijk buis- of kegelvormig kledingstuk dat om de taille wordt gedragen en een deel van de benen bedekt
- (kleding) type avondkleding, rokkostuum
Verwante begrippen
- vrouwenrok
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- Het hemd is nader dan de rok
eigen familie gaat voor
Vertalingen
1. Kledingstuk
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rokken |
rok
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rokken
- Ik rok.
- gebiedende wijs van rokken
- Rok!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rokken
- Rok je?
Gangbaarheid
- Het woord rok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rok' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
Indonesisch
Woordafbreking
- rok
Woordherkomst en -opbouw
- [1] van het Nederlandse "rok"
- [2] van het Engelse "rock"
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /rɔk/
Woordafbreking
- rok
Zelfstandig naamwoord
rok monbezield
- (eenheid)(tijdrekening) jaar; de duur van een omloop van de aarde om de zon van circa 365 dagen
Afgeleide begrippen
- roček monbezield
- roční
- růček monbezield
Verwante begrippen
Verwijzingen
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.