rokken
Nederlands
![](../I/m/M0354_1951-15-056_1.jpg)
o: houten staafje om vezels omheen te winden
Woordafbreking
- rok·ken
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘onderdeel van spinnewiel’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- mv: rok met de uitgang -en
- o: van Middelnederlands rocke [2]
Zelfstandig naamwoord
rokken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord rok
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rokken | rokkens |
verkleinwoord | rokkentje | rokkentjes |
Zelfstandig naamwoord
rokkeno [3]
- houten staafje om vezels omheen te winden, gebruikt bij het spinnen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
rokken |
rokte |
gerokt |
zwak -t | volledig |
Gangbaarheid
- Het woord rokken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rokken' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "rokken" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- rokken op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
Noors
Woordafbreking
- rok·ken
Naar frequentie | > 50000 |
---|
Nynorsk
Woordafbreking
- rok·ken
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.