roeien/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van roeien | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | roeien | te roeien | ||||||
toekomend | zullen roeien | te zullen roeien | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben[1]/zijn[2] geroeid | te hebben[3]/zijn[4] geroeid | ||||||
toekomend | geroeid zullen hebben[5]/zijn[6] | geroeid te zullen hebben[7]/zijn[8] | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
roeiend | geroeid | ev. roei | mv. verouderd roeit | roeie | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | roei | roeit | roeit | roeit | roeit | roeien | roeien | roeien | |
verleden (o.v.t.) | roeide | roeide | roeide | roeide | roeide | roeiden | roeiden | roeiden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal roeien | zult/zal roeien | zult/zal roeien | zult roeien | zal roeien | zullen roeien | zullen roeien | zullen roeien | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou roeien | zou roeien | zou(dt) roeien | zoudt roeien | zou roeien | zouden roeien | zouden roeien | zouden roeien | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb/ben geroeid | hebt/bent geroeid | hebt/heeft/bent/is geroeid | hebt/zijt geroeid | heeft/is geroeid | hebben/zijn geroeid | hebben/zijn geroeid | hebben/zijn geroeid | |
verleden (v.v.t.) | had geroeid | had geroeid | had geroeid | hadt geroeid | had geroeid | hadden geroeid | hadden geroeid | hadden geroeid | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal geroeid hebben | zal/zult geroeid hebben | zult/zal geroeid hebben | zult geroeid hebben | zal geroeid hebben | zullen geroeid hebben | zullen geroeid hebben | zullen geroeid hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geroeid hebben | zou geroeid hebben | zou/zoudt geroeid hebben | zoudt geroeid hebben | zou geroeid hebben | zouden geroeid hebben | zouden geroeid hebben | zouden geroeid hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm geroeid worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt geroeid | er is geroeid | |||||||
verleden | er werd geroeid | er was geroeid | |||||||
toekomend | er zal geroeid worden | er zal geroeid zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou geroeid worden | er zou geroeid zijn |
- inergatief
- ergatief
- inergatief
- ergatief
- inergatief
- ergatief
- inergatief
- ergatief
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.