rechtspersoon
Nederlands
Woordafbreking
- rechts·per·soon
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van recht en persoon met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rechtspersoon | rechtspersonen |
verkleinwoord | rechtspersoontje | rechtspersoontjes |
Zelfstandig naamwoord
rechtspersoon m
- (juridisch) een abstracte entiteit of organisatie die door het recht verheven wordt tot rechtsvatbaar wezen, waardoor het rechten en plichten kan hebben[1][2]
Vertalingen
1. een abstracte entiteit of organisatie die rechtspersoonlijkheid bezit, waardoor het rechten en plichten kan hebben
Gangbaarheid
- Het woord rechtspersoon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rechtspersoon' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Deze definitie is deels overgenomen van het artikel rechtspersoon uit de Nederlandstalige Wikipedia. CC-BY-SA. Geraadpleegd op 20 juni 2012.
- Lanschot, Frans Auguste Joseph van (1856). Stichtingen als rechtspersonen beschouwd, p. 2. Dit werk bevindt zich in het publiek domein.
- Micheels, Louis Abraham (1897). Iets over vergunningen van het openbaar gezag voor werken of ondernemingen van algemeen nut, p. 112. Uitg.: Utrecht. Dit werk bevindt zich in het publiek domein.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.