entiteit
Nederlands
Woordafbreking
- en·ti·teit
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘het wezenlijke’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- Afgeleid van het Middeleeuwslatijns entitas, van het Latijnse tegenwoordig deelwoord esse, "zijn" + met het achtervoegsel -iteit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | entiteit | entiteiten |
verkleinwoord | entiteitje | entiteitjes |
Zelfstandig naamwoord
entiteit v
- iets wat wezenlijk bestaat
- (informatica) een mens, dier of ding waaraan men eigenschappen kan toekennen (attributen) en waarvan deze informatie kan worden opgeslagen b.v. in tabellen
Verwante begrippen
Verwante begrippen
|
|
|
|
|
Gangbaarheid
- Het woord entiteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'entiteit' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.