plicht
Nederlands
Woordafbreking
- plicht
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘verantwoordelijkheid’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
- Afgeleid van het werkwoord plegen met betekenis "instaan voor" [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plicht | plichten |
verkleinwoord | plichtje | plichtjes |
Zelfstandig naamwoord
plicht v [3]
- een taak die men op zich genomen heeft of opgelegd heeft gekregen, iets wat je moet doen
- Het is ieders plicht om voor je naaste te zorgen.
Uitdrukkingen en gezegden
- de plicht roept
- weer moeten gaan werken
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een taak die men op zich genomen heeft of opgelegd heeft gekregen
Gangbaarheid
- Het woord plicht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'plicht' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.