planter

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plan·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van planten met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord planter planters
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

planter m [1]

  1. (landbouw) iemand die plant of laat planten
  2. (geschiedenis) eigenaar van een plantage
  3. (gereedschap) werktuig dat gebruikt wordt bij het planten
Hyponiemen
  • bollenplanter, boomplanter, katoenplanter, koffieplanter, rietplanter, rubberplanter, suikerplanter, tabaksplanter, theeplanter, vanilleplanter, volksplanter
Afgeleide begrippen
  • plantershemd, planterskolonie, planterspartij, plantersvrouw, planterswereld, planterszoon
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord planter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
planter
plantais
planté
eerste groep volledig

Werkwoord

planter

  1. poten
  2. (spreektaal) steken (met mes of dolk) [1]
  3. (spreektaal) neerzetten, plaatsen
  1. «Soudain, Loretta lui a planté un baiser.»
    Opeens gaf Loretta hem een kus. [1]

se planter

  1. wederkerend (spreektaal) van de weg raken
  1. «Elle a flippé quand elle s’est plantée contre un poteau.»
    Ze ging door het lint toen ze tegen een paal aan knalde. [1]
  2. (spreektaal) ernaast zitten, miskleunen
  1. «Tu te plantes quand tu dis que Fatima est une salope.»
    Je zit er naast als je zegt dat Fatima een slet is. [1]
  2. (spreektaal) kapotgaan, crashen
  1. «Mon ordi s’est planté hier soir.»
    Gisteren is mijn computer gecrasht. [1]
  2. (spreektaal) afgaan, op zijn bek gaan
  1. «Charlotte s’est encore plantée au bac.»
    Charlotte is alweer gezakt voor haar eindexamen. [1]

Verwijzingen

Noors

Woordafbreking
  • plan·ter
Naar frequentie 5493

Werkwoord

planter

  1. tegenwoordige tijd van plante

Zelfstandig naamwoord

planter, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van plante

Nynorsk

Woordafbreking
  • plan·ter

Zelfstandig naamwoord

planter, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van plante
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.