munitie
Nederlands
Woordafbreking
- mu·ni·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘schietvoorraad’ voor het eerst aangetroffen in 1551 [1]
- via het Frans van het Latijnse munire (voorzien)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | munitie | munities munitiën |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
munitie v/m
- schietbenodigdheden
- In West-Vlaanderen haalt een vrachtwagentje nog steeds (anno 2011) dagelijks niet ontplofte munitie, overgebleven uit de Eerste Wereldoorlog, op: 250.000 kilo per jaar. [2]
Afgeleide begrippen
- munitiedepot
Vertalingen
schietbenodigdheden
Gangbaarheid
- Het woord munitie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'munitie' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.