oom

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  oom    (hulp, bestand)
  • IPA: /om/
Woordafbreking
  • oom
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘broer van vader of moeder’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord oom ooms
verkleinwoord oompje oompjes

Zelfstandig naamwoord

oom m

  1. (familie) broer of zwager van iemands vader of moeder
Synoniemen
Overerving en ontlening
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord oom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

Uitspraak
  • geluid 
enkelvoud meervoud
naamwoord oom ooms

Zelfstandig naamwoord

oom

  1. oom


Wolof

Zelfstandig naamwoord

oom

  1. knie
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.