omrijden/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van omrijden | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omrijden | om te rijden | ||||||
toekomend | zullen omrijden om zullen rijden |
te zullen omrijden om te zullen rijden | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben[1]/zijn[2] omgereden | te hebben[3]/zijn[4] omgereden | ||||||
toekomend | omgereden zullen hebben[5]/zijn[6] | omgereden te zullen hebben[7]/zijn[8] | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
omrijdend | omgereden | ev. rij om/ rijd om | mv. verouderd rijdt om | rijde om (bijzin) omrijde | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | rij om/ rijd om | rijdt om | rijdt om | rijdt om | rijdt om | rijden om | rijden om | rijden om | |
verleden (o.v.t.) | reed om | reed om | reed om | reedt om | reed om | reden om | reden om | reden om | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal omrijden | zult/zal omrijden | zult/zal omrijden | zult omrijden | zal omrijden | zullen omrijden | zullen omrijden | zullen omrijden | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omrijden | zou omrijden | zou(dt) omrijden | zoudt omrijden | zou omrijden | zouden omrijden | zouden omrijden | zouden omrijden | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | omrij/ omrijd | omrijdt | omrijdt | omrijdt | omrijdt | omrijden | omrijden | omrijden | |
verleden (o.v.t.) | omreed | omreed | omreed | omreedt | omreed | omreden | omreden | omreden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal omrijden om zal rijden |
zult/zal omrijden om zult/zal rijden | zult/zal omrijden om zult/zal rijden | zult omrijden om zult rijden | zal omrijden om zal rijden | zullen omrijden om zullen rijden | zullen omrijden om zullen rijden | zullen omrijden om zullen rijden | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omrijden om zou rijden |
zou omrijden om zou rijden | zou(dt) omrijden om zou(dt) rijden | zoudt omrijden om zoudt rijden | zou omrijden om zou rijden | zouden omrijden om zouden rijden | zouden omrijden om zouden rijden | zouden omrijden om zouden rijden | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb/ben omgereden | hebt/bent omgereden | hebt/heeft/bent/is omgereden | hebt/zijt omgereden | heeft/is omgereden | hebben/zijn omgereden | hebben/zijn omgereden | hebben/zijn omgereden | |
verleden (v.v.t.) | had omgereden | had omgereden | had omgereden | hadt omgereden | had omgereden | hadden omgereden | hadden omgereden | hadden omgereden | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal omgereden hebben | zal/zult omgereden hebben | zult/zal omgereden hebben | zult omgereden hebben | zal omgereden hebben | zullen omgereden hebben | zullen omgereden hebben | zullen omgereden hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omgereden hebben | zou omgereden hebben | zou/zoudt omgereden hebben | zoudt omgereden hebben | zou omgereden hebben | zouden omgereden hebben | zouden omgereden hebben | zouden omgereden hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm omgereden worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt omgereden | er is omgereden | |||||||
verleden | er werd omgereden | er was omgereden | |||||||
toekomend | er zal omgereden worden | er zal omgereden zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou omgereden worden | er zou omgereden zijn |
- inergatief
- ergatief
- inergatief
- ergatief
- inergatief
- ergatief
- inergatief
- ergatief
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.