navel
Nederlands
Woordafbreking
- na·vel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘lidteken van navelstreng’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- (erfwoord) van Germaans *nablō, op zijn beurt van Indo-Europees *h₃nobʰ-ilos; de uitgang -ilos vormt een verkleinwoord en het naamwoord zelf bestaat ook in het Nederlands: naaf (zie aldaar).
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | navel | navels |
verkleinwoord | naveltje | naveltjes |
Zelfstandig naamwoord
navel m
- (anatomie) rond litteken in de buik van de navelstreng van zoogdieren, op de plaats waar deze het kind of jong in ging
Hyponiemen
- koenavel, vruchtnavel, waternavel
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord navel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'navel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.