lier
Nederlands
Woordafbreking
- lier
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘horizontaal geplaatste kaapstander’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1859 [1]
- Leenwoord uit het Frans of Latijn, in de betekenis van ‘snaarinstrument’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1440 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lier | lieren |
verkleinwoord | liertje | liertjes |
Zelfstandig naamwoord
lier v/m
- (muziekinstrument) een Grieks snaarinstrument
- (techniek) een werktuig met kabel en wielen/trommels, dat gebruikt wordt om te hijsen, slepen of trekken
Synoniemen
- [2] windas
Hyponiemen
- davids-lier, draailier, handlier
Afgeleide begrippen
- lierantilope, lierdicht, lierenman, lierlauw, lierop, liertrommel, liervogel, lierzang
Vertalingen
1. een Grieks snaarinstrument
2. een werktuig om te hijsen, trekken of slepen
Gangbaarheid
- Het woord lier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'lier' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.