gitaar
![](../I/m/Guitar_1.jpg)
Een gitaar.
Nederlands
Woordafbreking
- gi·taar
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘snaarinstrument’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1683 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gitaar | gitaren |
verkleinwoord | gitaartje | gitaartjes |
Zelfstandig naamwoord
gitaar v/m
- (muziekinstrument) een muziekinstrument, gewoonlijk met zes snaren, bespeeld met de vingers of een plectrum
Hyponiemen
- basgitaar, flamencogitaar, jazzgitaar, luchtgitaar, ritmegitaar, slaggitaar, slidegitaar, steelgitaar
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een muziekinstrument
Gangbaarheid
- Het woord gitaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gitaar' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.