student

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  student    (hulp, bestand)
  • IPA: /styˈdɛnt/
Woordafbreking
  • stu·dent
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘iemand die studeert’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord student studenten
verkleinwoord studentje studentjes

Zelfstandig naamwoord

student m

  1. (onderwijs) iemand die hoger onderwijs volgt
    • De universiteit met al haar medewerkers, studenten en onderzoekers vormt een academische gemeenschap. 
Antoniemen
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • de geslaagde student
«Aan de geslaagde student wordt een getuigschrift uitgereikt en een lijst met de door hem behaalde resultaten uit het tweede, derde en vierde jaar.»
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord student staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

Uitspraak
  • geluid 
enkelvoud meervoud
naamwoord student studente

Zelfstandig naamwoord

student

  1. (onderwijs) student


Engels

enkelvoud meervoud
student students

Zelfstandig naamwoord

student

  1. (onderwijs) student


Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /stʉˈdent/
Woordafbreking
  • stu·dent
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse werkwoord studere
Naar frequentie 6141
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   student     studenten     studenter     studentene  
genitief   students     studentens     studenters     studentenes  

Zelfstandig naamwoord

student m

  1. (onderwijs) student (mannelijke vorm)
  1. «Den rødgrønne regjeringen har sviktet alle landets studenter
    De rood-groene regering heeft alle studenten van het land in de steek gelaten.
  2. (onderwijs) studente (vrouwelijke vorm)
Afkorting
  • stud.
Afgeleide begrippen
  • hovedfagsstudent, matematikkstudent, studentbolig, studentgetto, studentorganisasjon, studentrabatt, studentopprør, studentrepresentant, studentsamfunn, studentsamskipnad, utvekslingsstudent
Verwante begrippen


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /stʉˈdent/
Woordafbreking
  • stu·dent
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse werkwoord studere
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   student     studenten     studentar     studentane  

Zelfstandig naamwoord

student m

  1. (onderwijs) student (mannelijke vorm)
  1. «Rundt 50.000 studentar blokkerer store delar av sentrum av den italienske hovudstaden Roma i protest mot store kutt i utdanningssektoren.»
    Ongeveer 50.000 studenten blokkeren grote delen van het centrum van de Italiaanse hoofdstad Rome uit protest tegen de grote bezuinigingen in het onderwijs.
  2. (onderwijs) studente (vrouwelijke vorm)
Afgeleide begrippen
  • hovudfagsstudent, matematikkstudent, studentbolstad, studentgetto, studentorganisasjon, studentrabatt, studentopprør, studentrepresentant, studentsamfunn, studentsamskipnad, utvekslingsstudent
Verwante begrippen
Afkorting
  • stud.


Zweeds

Zelfstandig naamwoord

  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   student     studenten     studenter     studenterna  
genitief   sudents     studentens     studenters     studenternas  
  1. student
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.