student
Nederlands
Woordafbreking
- stu·dent
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘iemand die studeert’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | student | studenten |
verkleinwoord | studentje | studentjes |
Zelfstandig naamwoord
student m
- (onderwijs) iemand die hoger onderwijs volgt
- De universiteit met al haar medewerkers, studenten en onderzoekers vormt een academische gemeenschap.
Antoniemen
- studente (vrouwelijke vorm)
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- de geslaagde student
- «Aan de geslaagde student wordt een getuigschrift uitgereikt en een lijst met de door hem behaalde resultaten uit het tweede, derde en vierde jaar.»
Vertalingen
1. iemand die hoger onderwijs volgt
de geslaagde student
|
Gangbaarheid
- Het woord student staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'student' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Afrikaans
Noors
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /stʉˈdent/
Woordafbreking
- stu·dent
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Latijnse werkwoord studere
Naar frequentie | 6141 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | student | studenten | studenter | studentene |
genitief | students | studentens | studenters | studentenes |
Zelfstandig naamwoord
student m
Afkorting
- stud.
Afgeleide begrippen
- hovedfagsstudent, matematikkstudent, studentbolig, studentgetto, studentorganisasjon, studentrabatt, studentopprør, studentrepresentant, studentsamfunn, studentsamskipnad, utvekslingsstudent
Nynorsk
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /stʉˈdent/
Woordafbreking
- stu·dent
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Latijnse werkwoord studere
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | student | studenten | studentar | studentane |
Zelfstandig naamwoord
student m
- «Rundt 50.000 studentar blokkerer store delar av sentrum av den italienske hovudstaden Roma i protest mot store kutt i utdanningssektoren.»
- Ongeveer 50.000 studenten blokkeren grote delen van het centrum van de Italiaanse hoofdstad Rome uit protest tegen de grote bezuinigingen in het onderwijs.
- «Rundt 50.000 studentar blokkerer store delar av sentrum av den italienske hovudstaden Roma i protest mot store kutt i utdanningssektoren.»
- (onderwijs) studente (vrouwelijke vorm)
Afgeleide begrippen
- hovudfagsstudent, matematikkstudent, studentbolstad, studentgetto, studentorganisasjon, studentrabatt, studentopprør, studentrepresentant, studentsamfunn, studentsamskipnad, utvekslingsstudent
Verwante begrippen
Afkorting
- stud.
Zweeds
Zelfstandig naamwoord
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | student | studenten | studenter | studenterna |
genitief | sudents | studentens | studenters | studenternas |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.