tuinbouw
Nederlands
Woordafbreking
- tuin·bouw
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van tuin en bouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tuinbouw | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
tuinbouw m
- (tuinbouw) vorm van landbouw die zich specifiek toelegt op het intensief wijze telen van groenten, bloemen, planten, bomen, bollen of zaden
- Het Westland staat bekend om zijn tuinbouw.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- tuinbouwbedrijf, tuinbouwer, tuinbouwgebied, tuinbouwkunde, tuinbouwschool, tuinbouwveiling
Vertalingen
1. vorm van landbouw die zich specifiek toelegt op het intensief telen van groenten, bloemen, planten, bomen, bollen of zaden
Gangbaarheid
- Het woord tuinbouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tuinbouw' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.