kwalificeren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van kwalificeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | kwalificeren | te kwalificeren | ||||||||
toekomend | zullen kwalificeren | te zullen kwalificeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gekwalificeerd | te hebben gekwalificeerd | ||||||||
toekomend | gekwalificeerd zullen hebben | gekwalificeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
kwalificerend | gekwalificeerd | ev. kwalificeer | mv. verouderd kwalificeert | kwalificere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | kwalificeer | kwalificeert | kwalificeert | kwalificeert | kwalificeert | kwalificeren | kwalificeren | kwalificeren | |||
verleden (o.v.t.) | kwalificeerde | kwalificeerde | kwalificeerde | kwalificeerde | kwalificeerde | kwalificeerden | kwalificeerden | kwalificeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal kwalificeren | zult/zal kwalificeren | zult/zal kwalificeren | zult kwalificeren | zal kwalificeren | zullen kwalificeren | zullen kwalificeren | zullen kwalificeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou kwalificeren | zou kwalificeren | zou(dt) kwalificeren | zoudt kwalificeren | zou kwalificeren | zouden kwalificeren | zouden kwalificeren | zouden kwalificeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gekwalificeerd | hebt gekwalificeerd | hebt/heeft gekwalificeerd | hebt gekwalificeerd | heeft gekwalificeerd | hebben gekwalificeerd | hebben gekwalificeerd | hebben gekwalificeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gekwalificeerd | had gekwalificeerd | had gekwalificeerd | hadt gekwalificeerd | had gekwalificeerd | hadden gekwalificeerd | hadden gekwalificeerd | hadden gekwalificeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekwalificeerd hebben | zal/zult gekwalificeerd hebben | zult/zal gekwalificeerd hebben | zult gekwalificeerd hebben | zal gekwalificeerd hebben | zullen gekwalificeerd hebben | zullen gekwalificeerd hebben | zullen gekwalificeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekwalificeerd hebben | zou gekwalificeerd hebben | zou/zoudt gekwalificeerd hebben | zoudt gekwalificeerd hebben | zou gekwalificeerd hebben | zouden gekwalificeerd hebben | zouden gekwalificeerd hebben | zouden gekwalificeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gekwalificeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gekwalificeerd | er is gekwalificeerd | |||||||||
verleden | er werd gekwalificeerd | er was gekwalificeerd | |||||||||
toekomend | er zal gekwalificeerd worden | er zal gekwalificeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gekwalificeerd worden | er zou gekwalificeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gekwalificeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gekwalificeerd worden | gekwalificeerd te worden | ||||||||
toekomend | gekwalificeerd zullen worden | gekwalificeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gekwalificeerd zijn | gekwalificeerd te zijn | ||||||||
toekomend | gekwalificeerd zullen zijn | gekwalificeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gekwalificeerd | wordt gekwalificeerd | wordt gekwalificeerd | wordt gekwalificeerd | wordt gekwalificeerd | worden gekwalificeerd | worden gekwalificeerd | worden gekwalificeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gekwalificeerd | werd gekwalificeerd | werd gekwalificeerd | werdt gekwalificeerd | werd gekwalificeerd | werden gekwalificeerd | werden gekwalificeerd | werden gekwalificeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gekwalificeerd worden | zult gekwalificeerd worden | zult gekwalificeerd worden | zult gekwalificeerd worden | zal gekwalificeerd worden | zullen gekwalificeerd worden | zullen gekwalificeerd worden | zullen gekwalificeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gekwalificeerd worden | zou gekwalificeerd worden | zou/zoudt gekwalificeerd worden | zoudt gekwalificeerd worden | zou gekwalificeerd worden | zouden gekwalificeerd worden | zouden gekwalificeerd worden | zouden gekwalificeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | ben gekwalificeerd | bent gekwalificeerd | bent/is gekwalificeerd | zijt gekwalificeerd | is gekwalificeerd | zijn gekwalificeerd | zijn gekwalificeerd | zijn gekwalificeerd | |||
verleden (o.v.t.) | was gekwalificeerd | was gekwalificeerd | was gekwalificeerd | waart gekwalificeerd | was gekwalificeerd | waren gekwalificeerd | waren gekwalificeerd | waren gekwalificeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gekwalificeerd zijn | zult gekwalificeerd zijn | zult gekwalificeerd zijn | zult gekwalificeerd zijn | zal gekwalificeerd zijn | zullen gekwalificeerd zijn | zullen gekwalificeerd zijn | zullen gekwalificeerd zijn | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gekwalificeerd zijn | zou gekwalificeerd zijn | zou/zoudt gekwalificeerd zijn | zoudt gekwalificeerd zijn | zou gekwalificeerd zijn | zouden gekwalificeerd zijn | zouden gekwalificeerd zijn | zouden gekwalificeerd zijn |
vervoeging van het Nederlandse werkwoord zich kwalificeren | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
tegenwoordige tijd | verleden tijd | toekomende tijd | ||||||||||
enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | |||||||
1 | ik | kwalificeer me | wij, we | kwalificeren ons | ik | kwalificeerde me | wij, we | kwalificeerden ons | ik | zal me kwalificeren | wij, we | zullen ons kwalificeren |
2 | jij, je | kwalificeert je | jullie | kwalificeren je | jij, je | kwalificeerde je | jullie | kwalificeerden je | jij, je | zal, zult je kwalificeren | jullie | zullen je kwalificeren |
u | kwalificeert zich/u | u | kwalificeert zich/u | u | kwalificeerde zich/u | u | kwalificeerde zich/u | u | zult zich/u kwalificeren | u | zult zich/u kwalificeren | |
gij, ge | kwalificeert u | gij, ge, gijlieden | kwalificeert u | gij, ge | kwalificeerde u | gij, ge, gijlieden | kwalificeerde u | gij, ge | zult u kwalificeren | gij, ge gijlieden | zult u kwalificeren | |
3 | hij, zij, het | kwalificeert zich | zij, ze | kwalificeren zich | hij, zij, het | kwalificeerde zich | zij, ze | kwalificeerden zich | hij, zij, het | zal zich kwalificeren | zij, ze | zullen zich kwalificeren |
onvoltooid deelwoord | voltooide tijd | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | |||||||||
zich kwalificerend | zich gekwalificeerd hebben | kwalificeer u/je , kwalificeert je | kwalificere zich |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.