kwalificeren
Nederlands
Woordafbreking
- kwa·li·fi·ce·ren
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van het Franse qualifier of daarvoor van het Latijnse 'qualificare' (met het achtervoegsel -eren)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kwalificeren |
kwalificeerde |
gekwalificeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
kwalificeren
- wederkerend voldoen aan de voorwaarden om ergens aan mee te kunnen doen, zich plaatsen
- Ons team heeft zich niet weten te kwalificeren voor het toernooi.
- overgankelijk omschrijven, benoemen, bestempelen
- Hij kwalificeert het huidige WK als een saai toernooi met weinig doelpunten.
Vertalingen
1. voldoen aan de voorwaarden om ergens aan mee te kunnen doen
Gangbaarheid
- Het woord kwalificeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kwalificeren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.