hòl

Niet te verwarren met: hol, hól

Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /hɔːl/
Woordafbreking
  • hòl
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van de Oudnoorse woord hol
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   hòl     hòlet     hòl     hòla  

Zelfstandig naamwoord

hòl o

  1. gat, opening
  2. (figuurlijk) toegang
  3. gat, kuil, kom, laagte, put, verdieping
  4. hiaat, lacune, leemte
  5. gevangenisruimte
  6. dakkamer, zijkamer, zolderkamer (een kleine donkere afgelegen kamer)
  1. «Hybelen var eit trangt hol
    Het hok was een smalle zijkamer.
Gelijkklinkende woorden
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • [1]: hòle
Verwante begrippen
  • [1]: borehol
  • [1]: dørhol
  • [1]: kikhol
  • [1]: knapphol
  • [1]: kulehol
  • [1]: nykelhol
  • [1]: smotthol
  • [3]: smilehol
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: ha hòl i sokkane
gaten in de kousen hebben
  • [1]: slå hòl i veggen
een gat in de muur slaan
  • [1]: ta hòl på (opne posen, flaska)
openen (een zakje, een fles)
  • [2]: få hòl på noko
eindelijk toegang krijgen op iets
  • [2]: ta hòl på
benoemen, vermelden
  • [3]: eit stort hòl i vegen
een groot gat in de weg
  • [3]: grave hòl
een gat graven
  • [3]: ha hòl i tennene
gaten in de tanden hebben
  • [4]: ha hòl i kunnskapane
een hiaat in de kennis van iets hebben
  • [5]: kome i hòlet
in een gevangeniscel kommen
  • [6]: bu i eit hòl
in een oud hok wonen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.