verdieping

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  verdieping    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /vər.ˈdi.pɪŋ/
    • (Vlaanderen, Brabant): /vər.ˈdi.pɪŋ/
    • (Limburg): /vər.ˈdi.pɪŋ/
Woordafbreking
  • ver·die·ping
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘ruimte tussen twee vloeren’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
  • Naamwoord van handeling van verdiepen met het achtervoegsel -ing [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord verdieping verdiepingen
verkleinwoord verdiepinkje verdiepinkjes

Zelfstandig naamwoord

verdieping v

  1. het dieper maken
  2. een bepaalde diepte
  3. alle ruimten op één hoogte in een gebouw
    • Ik keek omhoog en telde twaalf verdiepingen. Wasrekjes met ondergoed en sokken hingen uit de ramen. Op de bovenste verdieping hing een donkere vrouw met haar armen over de vensterbank. Ze had een handdoek in haar haar geknoopt. [3] 
  1. het verdiepen van kennis of vaardigheden
    • Bij dit werkcollege hoorde nog een verdiepingsopdracht. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • verdiepingseigendom, verdiepingshuis
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord verdieping staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.